Marjan zandbergen


Marjan Zandbergen

In gesprek met Marjan Zandbergen

Na het interview vorig jaar met ons oudste lid, Leo van der Kleij, ter gelegenheid van zijn honderdste verjaardag, nu in gesprek met een van onze jongste leden, Marjan Zandbergen.

Waar stond je wieg?

We zochten Marjan thuis op, in Leiden. Dat blijkt echt haar thuisbasis: ze is een geboren en getogen Leidse. Na haar middelbare school (2e mammoetlichting!) ging ze de stad uit, naar Utrecht voor haar opleiding tot leraar aan het toen nieuwe fenomeen van de ‘Nieuwe Leraren Opleiding’ (NLO), want iedereen in haar omgeving vond haar een geboren juf. Ze kijkt met plezier terug op haar tijd aan de Stichting Opleiding Leraren: ‘alles was nog nieuw, moest worden uitgevonden’. Maar tijdens haar stage voor de klas (geschiedenis, Duits) realiseerde zij zich dat voor haar jaar in jaar uit opnieuw het verhaal bij de prehistorie beginnen geen uitdaging zou bieden. Ze stroomde door naar de Rijks Universiteit Utrecht om daar geschiedenis te gaan studeren. Voor het brood op de plank begon ze na een tijdje parallel hieraan, aan een opleiding aan de Rijksarchiefschool, waarvan een betaalde stage bij het Rijksarchief Utrecht deel uitmaakte. Na haar opleidingen ging ze eerst aan de slag bij het ministerie van Binnenlandse Zaken als archiefonderzoeker bij de Centrale Archiefselectiedienst (CAS). Al snel maakte ze de overstap naar de Rijksarchiefinspectie (nu Erfgoedinspectie) bij het Algemeen Rijksarchief (nu Nationaal Archief) waar ze als Rijksarchiefinspecteur onder meer de ministeries van Economische Zaken, Buitenlandse Zaken en Defensie onder haar hoede kreeg. Dat bracht haar op menig kazerneterrein, waar ze vaak wat onthand met haar waren: ‘waar laat je haar?’ Dat werd vaak de officiersmess.

Maar …hoe kom je dan terecht bij OCW?

Ja hoe ging dat? Het ging steeds vaker over kennisoverdracht: ‘Ik ging archiefmedewerkers les geven in onder meer het selecteren ten behoeve van de vernietiging” (wat moet je bewaren en wat mag je weggooien). Vervolgens werd ik gevraagd om als hoofd opleidingen en cursussen bij de Rijksarchiefschool te komen werken.’  Ze werd daar tevens adjunct-directeur. De cursussen die ze destijds met collega’s ontwikkeld heeft blijken nog lang te zijn gebruikt. Marjan was intussen moeder geworden (ze heeft drie kinderen waaronder een tweeling) en de inmiddels verzelfstandigde Rijksarchiefschool, die zou gaan verhuizen naar Amsterdam, paste haar niet meer. Ze wilde meer rust, meer voorspelbaar werk en reguliere werktijden. Cultuur ging destijds over van WVC naar O&W. Via een toen ingericht transferpunt en een sollicitatiegesprekgesprek met Fons Dingelstad en Roos Koole kwam ze in 1996 terecht bij de directie Primair Onderwijs van OCW. Van rust en voorspelbaarheid kwam – gelukkig – niet veel terecht. Van werkplezier gelukkig veel!

Je hebt de naam mevrouw speciaal onderwijs te zijn, hoe zit dat?

Marjan had vele jaren het dossier speciaal onderwijs in haar portefeuille en al die jaren heeft ze zich met hart en ziel ingezet voor een kwalitatief goed speciaal onderwijs voor die leerlingen die dat nodig hadden. In die zin is haar bijnaam terecht. Maar er zitten ook veel leerlingen in het speciaal onderwijs die prima terecht kunnen in het regulier onderwijs. Daarom heeft ze zich vele en zeker de laatste jaren sterk gemaakt voor inclusie (passend onderwijs voor iedereen binnen het reguliere onderwijs). Als je niet wil dat het speciaal onderwijs een eiland apart wordt, moet je weten wat in het reguliere onderwijs speelt. Het oprichten van aparte programmadirecties helpt daarbij niet. Dat zet een rem om het benutten van kansen voor inclusie. Bij het ontwikkelen van beleid wordt door de collega’s bij de andere directies niet vanzelfsprekend rekening gehouden met leerlingen die meer of minder goed kunnen leren of functiebeperkingen hebben.
Marjan heeft een groot deel van haar tijd bij OCW in projecten en programma’s (Weer Samen naar School, Leerlinggebonden Financiering, Passend Onderwijs, reken- en taalverbetertrajecten, invoering Lumpsum) gewerkt: dat leverde ook wel ongemak op. In de beeldvorming schiet je altijd te kort (‘je was weer niet bij het afdelingsoverleg’).

Internationaal

Vanaf het begin (1996) vertegenwoordigde Marjan Nederland in de European Agency for special needs and inclusive education en participeerde ze in het ‘special educational needs’ project van de OECD. Na het opheffen van de themadirectie Jeugd Onderwijs Zorg (JOZ) waar zij inmiddels werkte, was zij de laatste 10 verbonden aan de directie voortgezet onderwijs. Daar nam ze het dossier ‘internationaal’ van Paul van Oijen over. Haar ervaring met de OECD en haar lange betrokkenheid bij de eerder genoemde Agency kwamen haar nu goed van pas. Op verzoek van Roel Endert deed ze PISA er ook bij. De helft van haar tijd werkte ze de afgelopen jaren ook voor de nieuw opgerichte themadirectie Kansengelijkheid en Onderwijsondersteuning (KenO).

Terugblik

Marjan kijkt met veel plezier terug op haar tijd bij OCW. Ze heeft heel verschillende dingen mogen en kunnen doen en veel mogen reizen. Ook de politieke omgeving en het spanningsveld tussen bestuur, burger en politiek vond ze leuk. Omdat dit wel heel roze wolk-achtig klonk, vroegen we haar naar schaduwzijden. En ja, het was natuurlijk niet altijd leuk: zo leidden sommige dossiers, zoals dyslexie en het hoogbegaafdenbeleid vaak tot gedoe. Boze ouders weten Kamerleden te vinden, en dat betekent een eindeloze stroom aan Kamervragen naar de bekende weg.

En nu ... lid van de seniorenvereniging!

Marjan heeft weliswaar afscheid genomen van haar baan bij OCW met een minisymposium over PISA en het speciaal onderwijs (met als stelling ‘PISA en inclusie een illusie?’). Maar ze zit niet stil. Als zelfstandige voert ze nog opdrachten uit voor OCW. Haar kennis bleek nog nodig door het sterke verloop onder het jongere OCW-personeel. Ze werkt als vrijwilliger bij het Rijks Museum voor Oudheden: in de vakanties bij de kinderactiviteiten en daarbuiten bij andere publieksactiviteiten (ze blijft historica!). Ook heeft ze een grote moestuin waar ze veel te vinden is en fietst ze graag in binnen- en buitenland. 
Omdat OCW een heel leuk ministerie was om bij te werken, is het fijn om de vele mensen die lang bij het ministerie gewerkt hebben opnieuw te treffen, en meer dan ooit ook oog te hebben voor de mens achter de collega. En het is ook gewoon gezellig. Vandaar haar lidmaatschap.